Cuba 2011
Enkele hoogtepunten van mijn vakantie in Cuba. Een bezoek aan:
1) Matanzas (een provincie van Cuba). De badplaats Varadero is ook gelegen in deze provincie;
2) Havana (nieuw en oud) waaronder de Plaza de la Revolución in Havana, een van de grootste pleinen ter wereld (wereldberoemd door de toespraken die voormalig president Fidel Castro er ter ore bracht aan miljoenen Cubanen) en Plaza de la Revolución;
3) La Finca Vigia (het huis van Ernest Hemingway)
4) Castillo de la Real Fuerza (oudste Fort)
5) Santa Clara – het mausoleum van Che Guevara
6) Oude Trinidad waar u de kerk van Sint Franciscus, Plaza Mayor, Palacio Cantero en Palacio Brunet kunt bezoeken.

Royalton Hicacos Resort & Spa is een luxe vijfsterrenhotel met een rustige ligging aan het strand van Taino. Het hotel is alleen toegankelijk voor volwassenen, minimum leeftijd is 18 jaar, en staat bekend om de goede service. Het centrum van Varadero ligt op circa vijftien kilometer en de luchthaven op 32 kilometer.

De junior suites van Royalton Hicacos Resort & Spa zijn verzorgd ingericht en voorzien van airconditioning, ventilator, telefoon, televisie, kluisje, minibar, koffie- en theezetfaciliteiten en strijkfaciliteiten. De badkamer heeft een bad, badjas, toilet en haardroger. Tevens is er een balkon of terras aanwezig. De minibar wordt dagelijks gevuld en je kunt ontbijten op de kamer.

Buffetrestaurant: Gran Plaza Hicacos (buffet). Daarnaast zijn er 4 à la carte restaurants o.a: El Caribe (lokale keuken). In dit restaurant geldt een kledingvoorschrift, mannen zijn verplicht lange broek te dragen. Andere restaurants zijn Don Pascuale (Italiaans) en Las Morlas (vis). Er is ook een grill restaurant aan het strand aanwezig. À la carte diner is mogelijk indien je een reservering van te voren maakt. Dit kan 3x per week. Daarnaast zijn er 5 bars en een snackbar aanwezig.

Informatie bijeenkomst: Xanadú Mansion (Club House of the Varadero Golf Club). Xanadú Mansion: Dit prachtige huis was ooit de woning van Mr. Dupont De Nemours, die in de jaren 20 als eerste begon met grondspeculatie in Varadero. Hier kan je een verfrissende Mojito drinken op het buitenterras met een schitterend uitzicht op de zee

Matanzas is een provincie van Cuba. Grote steden in Matanzas zijn Cárdenas, Colón, Jovellanos en de hoofdstad met dezelfde naam: Matanzas. De badplaats Varadero is ook gelegen in deze provincie. Matanzas is een van de meest geïndustrialiseerde regio’s van Cuba, met petroleumputten, raffinaderijen, supertanker faciliteiten, en 21 suikerfabrieken om de oogsten van de vele suikerriet velden in Matanzas te verwerken. Matanzas is de één na grootste provincie van Cuba. Het is een heel vlakke provincie, met als hoogste punt de Pan de Matanzas op slechts 380m boven de zeespiegel. De noordwestelijke kust is grotendeels rotsachtig met een paar zandstranden, terwijl de noord-oostelijke kust vele kleine eilandjes langs de kust heeft die onderdeel zijn van de Sabana-Camaguey eilandengroep. De zuidkust heeft één van de meest kenmerkende eigenschappen van Cuba: een enorm moeras genaamd Cienaga de Zapata .

Onderweg naar Mantanzas. Matanzas is een gemeente en havenstad in de provincie Matanzas in het noorden van Cuba, ongeveer 60 km ten oosten van Havana. Matanzas heeft 146.733 inwoners (2005). De stad ligt aan de Baai van Matanzas, een zeearm van de Golf van Mexico. Hier vond in 1628 de slag in de Baai van Matanzas plaats, waarbij Piet Hein de Zilvervloot veroverde. Een beeld van Piet Heyn van de hand van de Rotterdamse beeldhouwer Willem Verbon kijkt uit over de baai.

De zilvervloot van 1628. De Zilvervloot was in de 16e en 17e eeuw een jaarlijks konvooi van schepen, waarin kostbaarheden van de Spaanse koloniën in Amerika werden verscheept naar Spanje. In Nederland is de zilvervloot vooral bekend van de verovering ervan door Piet Hein in 1628.In 1627 pleegde Piet Hein twee kleinere kaperijen in Allerheiligenbaai, in september 1628 veroverde hij de zilvervloot in de Slag in de Baai van Matanzas (eiland Cuba). De verovering van de zilvervloot was niet alleen een financiële, maar vooral ook een morele overwinning van de Republiek.

Het monument van General Maximo Gomez, is een monumentale sculptuur tegenover de Malecon in Havana, de hoofdstad van Cuba, gewijd aan de Generaal (tijdens de onafhankelijkheid van de eiland Maximo Gomez) , die in de stad stierf in het begin van de twintigste eeuw. Het werk is het werk van de Italiaanse kunstenaar Aldo Gamba.

In het vroegere presidentiële paleis van Havana, Cuba is nu veelbeduidend het Museo de la Revolución gehuisvest. Het paleis werd gebouwd tussen 1913 en 1920 en het werd ingericht door Tiffany’s uit New York. Vooral het Salon de los Espejos, de spiegelzaal, is indrukwekkend en doet onverbloemd aan een verkleinde uitgave van de gelijknamige zaal in het paleis van Versailles denken. Hier had op 13 maart 1957 een mislukte aanslag plaats op dictator Fulgencio Batista, die net op tijd via een geheime deur in zijn bureel wist te ontkomen. In de trappenzaal in de imposante inkom zijn de kogelinslagen in het marmer nog steeds te tellen. 32 van de 35 studenten die de aanslag pleegden, werden ter plekke afgemaakt. Dit museum is het “heilige der heiligen” van de Cubaanse Revolutie. De tentoonstelling doorheen de verschillende zalen van het gebouw geeft een compleet relaas van de revolutie, beginnend met de Spaans-Amerikaanse oorlog eind negentiende eeuw en eindigend met de val van het regime van Batista. Diverse artifacts van de revolutie werden hier bijeen gebracht. Een heel bijzonder voorwerp is wel de typemachine waarop Fidel, gevangen in de Presidio Modelo op de Isla de Piños (vandaag de Isla de la Juventud), de verdediging uittikte voor zichzelf en de overlevenden na de mislukte aanval op de Moncada kazerne in Santiago de Cuba op 26 juli 1956: zijn beroemde rede “Historia me absolvera”, “De geschiedenis zal me vergeven”. Een speciale zaal is gewijd van Che Guevara. Voor het gebouw staat een SAU-tank van Russische makelij die door Fidel Castro werd gebruikt tijdens de gevechten volgend op de invasie in de Varkensbaai in april 1961. Achter het gebouw staat het schrijn van de Granma, het 18 meter lange jacht dat Fidel en zijn 81 kompanen in december 1956 van Tuxpan in Mexico naar de Oriente bracht in Cuba. Met deze landing gaven ze de aanzet tot de revolutie en verzekerden ze zich een plaats in de geschiedenisboeken.

De constructie van het kasteel Tres Reyes del Morro is te danken aan de aanval op Havana door de Engelse piraat Sir Francis Drake. De koning van Spanje besloot het kasteel te plaatsen bovenop een enorme steen welke bekend stond als El Morro. Hij stuurde zijn architect Juan de Texeda, en zijn militair ingenieur Battista Antonelli, welke beide arriveerden in Havana in 1587 en direct aan de taak begonnen.

Ervaar de glamour van de jaren 50 tijdens de tour naar Old Havana. Havana (of Habaneros) is de hoofdstad van Cuba. Havanna is op 25 juni 1514 gesticht in opdracht van de Spanjaard Diego Velazquez de Cuellar. Havana ligt aan de noordkant van het eiland aan een baai. De hedendaagse Havana kan voornamelijk worden beschreven als drie steden in één, namelijk Oud Havana, Vedado en de buitenwijken. Het historische centrum Oud Havana, met zijn smalle straatjes en overhangende balkons, is het traditionele deel van Havana. Old Havana werd in 1982 uitgeroepen tot UNESCO World Heritage Site. In het noorden en westen van Oud Havana ligt het nieuwere Vedado. Vedado is uitgegroeid tot het centrum van commerciële activiteiten en het nachtleven. Centro Habana is vooral een winkelgebied dat ligt tussen Vedado en Oud Havana.

In het oude presidentiële paleis is tegenwoordig het Museo de la Revolución ondergebracht. Een uitgebreide tentoonstelling doet het verhaal van Cuba’s recente geschiedenis. Achter het museum vindt men het “heilige der heiligen” van de Cubaanse Revolutie, het Paviljoen van de Granma, het schip waarmee Fidel en zijn “barbudos” op 2 december 1956 landden op Cuba om de Revolutie op gang te brengen.

EL Capitolio (ook wel Capitolio Nacional genoemd) is een gebouw in de Cubaanse hoofdstad Havana. Het gebouw was tot de Cubaanse Revolutie de zetel van de Cubaanse regering. Momenteel is de Cubaanse academie van wetenschappen in het gebouw gevestigd. Het gebouw werd ontworpen door de architecten Raúl Otero en Eugenio Raynieri. Het ontwerp was duidelijk geïnspireerd op het Amerikaanse Capitool, dat eveneens in de renaissance-stijl is gebouwd. De bouw van El Capitolio begon op 1 april 1926 en op 20 mei 1929 werd het gebouw opgeleverd. In 1959, na de revolutie verloor het de functie van regeringsgebouw. Vervolgens heeft het een tijd dienst gedaan als zetel voor het ministerie van Wetenschap, Technologie en Milieu om later de zetel te worden van de academie van wetenschappen.

Het Gran Teatro de La Habana is het officiële theater van de stad. Het ging in 1838 voor het eerst open en is de thuisbasis van het Cubaans Nationaal Ballet. Het gebouw behoort tot de mooiste van Havana. In eerste instantie werd het in barokstijl gebouwd, in opdracht van de megalomane Spaanse gouverneur Miguel Tacón. Hij wilde in Havana het grootste theater van Latijns-Amerika bouwen. Het immense project werd gefinancierd met slavengeld. Wie slaven importeerde uit Afrika moest een hoge belasting op de invoer betalen. In 1914 werd het theater gesloopt om Havana een nieuwe stijl te geven: neobarok. De Belgische architect Paul Belau kreeg de opdracht het nieuwe gebouw te ontwerpen. Naast het exterieur zijn ook de sculpturen die het theater sieren de moeite waard. Deze zijn gemaakt door Italiaanse beeldhouwer Giuseppe Moretti, die naar Amerika was verhuisd.

De Chinezen in Cuba vormen met een aantal van 114.000 1% van de Cubaanse bevolking. De Barrio Chino de La Habana is een van de grootste Chinatowns in Latijns-Amerika. De meeste Chinese Cubanen wonen buiten Barrio Chino. De Chinese Cubanen vochten in de Cubaanse onafhankelijkheids-oorlog aan de zijde van degenen die onafhankelijkheid wilden van Spanje. Een gedenkteken bestaande uit een gebroken kolom herdenkt de Chinese deelname in de oorlog van onafhankelijkheid op de hoeken van Linea in Havana.

De Plaza de la Revolución in Havana, een van de grootste pleinen ter wereld, is wereldberoemd door de toespraken die voormalig president Fidel Castro er ter ore bracht aan miljoenen Cubanen. Kenmerkend zijn de gigantische obelisk waarvoor een 17 meter hoog marmeren beeld staat van José Marti, dichter, schrijver en nationale held in Cuba, en de afbeeldingen van Che Guevara (links) en Camilo Cienfuegos (rechts) op de overheidsgebouwen aan de overkant van het plein.

De bouw aan dit monument in het midden van de Plaza de la Revolución begin in 1953. Dit was honderd jaar na de geboorte van de nationale held José Martí. Het monument werd voltooid in 1959. De 109 meter hoge toren werd opgetrokken uit het grijze marmer dat op het Isla de la Juventud wordt gedolven. De toren is gebouwd in de vorm van een vijfpuntige ster. Een lift gaat naar de top van de toren, die in werkelijkheid tot 139 meter hoogte reikt. Op heldere dagen kun je vanaf het hoogste punt van Havana uitkijken over de gehele stad. Binnen zijn tevens portretten en manuscripten van Martí te bekijken. Aan de voet vindt je José Martí, gezeten in een peinzende houding. Het 18 meter hoge beeld is van wit marmer en omgeven door zes halve zuilen.

In het vroegere presidentiële paleis van Havana, Cuba is nu veelbeduidend het Museo de la Revolución gehuisvest. Het paleis werd gebouwd tussen 1913 en 1920 en het werd ingericht door Tiffany’s uit New York. Vooral het Salon de los Espejos, de spiegelzaal, is indrukwekkend en doet onverbloemd aan een verkleinde uitgave van de gelijknamige zaal in het paleis van Versailles denken. Hier had op 13 maart 1957 een mislukte aanslag plaats op dictator Fulgencio Batista, die net op tijd via een geheime deur in zijn bureel wist te ontkomen. In de trappenzaal in de imposante inkom zijn de kogelinslagen in het marmer nog steeds te tellen. 32 van de 35 studenten die de aanslag pleegden, werden ter plekke afgemaakt. Dit museum is het “heilige der heiligen” van de Cubaanse Revolutie. De tentoonstelling doorheen de verschillende zalen van het gebouw geeft een compleet relaas van de revolutie, beginnend met de Spaans-Amerikaanse oorlog eind negentiende eeuw en eindigend met de val van het regime van Batista. Diverse artifacts van de revolutie werden hier bijeen gebracht. Een heel bijzonder voorwerp is wel de typemachine waarop Fidel, gevangen in de Presidio Modelo op de Isla de Piños (vandaag de Isla de la Juventud), de verdediging uittikte voor zichzelf en de overlevenden na de mislukte aanval op de Moncada kazerne in Santiago de Cuba op 26 juli 1956: zijn beroemde rede “Historia me absolvera”, “De geschiedenis zal me vergeven”. Een speciale zaal is gewijd van Che Guevara. Voor het gebouw staat een SAU-tank van Russische makelij die door Fidel Castro werd gebruikt tijdens de gevechten volgend op de invasie in de Varkensbaai in april 1961. Achter het gebouw staat het schrijn van de Granma, het 18 meter lange jacht dat Fidel en zijn 81 kompanen in december 1956 van Tuxpan in Mexico naar de Oriente bracht in Cuba. Met deze landing gaven ze de aanzet tot de revolutie en verzekerden ze zich een plaats in de geschiedenisboeken.

Het huis werd gebouwd in 1886 door de Catalaanse architect Miguel Pascual y Baguer. La Finca Vigia betekent “de uitkijk boerderij” en is gebouwd in Moorse stijl. Het ligt op een heuvel ongeveer 15 km van Havana, met uitzicht op Havana en de zee. Hemingway woonde in het huis gedurende de periode van medio 1939 tot 1960. Eerst huurde hij het huis, later kocht hij het in december 1940 nadat hij was getrouwd met zijn derde vrouw Martha Gellhorn. Na de Cubaanse Revolutie van begin 1959 leefde Hemingway op goede voet met de Cubaanse regering en Fidel Castro. Niettemin verliet Hemingway Cuba medio 1960 als gevolg van zijn zware depressie en ziekte. Hemingway werd hiervoor behandeld in de VS in de eerste helft van 1961. Uiteindelijk pleegde hij pleegde op 2 juli 1961 zelfmoord in Idaho. In het najaar van 1960 kreeg de Cubaanse regering La Finca Vigia in zijn bezit. De Cubaanse regering heeft het vervolgens als museum gewijd aan Hemningway ingericht.

Op Finca Vigía heeft hij negen romans geschreven, waaronder het boek “For whom the bell tolls”. Dit is een roman over de Spaanse Burgeroorlog, waarover Hemingway als journalist met Martha Gellhorn in de late jaren 1930 heeft geschreven. Hij was met het schrijven van dit boek al begonnen in Hotel Ambos Mundos. Hemingway zou later het huis kopen met een deel van de eerste royalty’s uit het boek, dat in 1940 was uitgegeven. Op de Finca Vigia schreef Hemingway ook zijn boek “The Old man and the sea” (1951). In 1954 won hij de Nobelprijs voor Literatuur.

Het Museo Ernest Hemingway is precies bewaard gebleven zoals de auteur het had achtergelaten, waardoor bezoekers een inzicht in het leven en de tijd van deze Nobelprijswinnaar. Het museum beschikt over verschillende bezittingen van Ernest, evenals een bibliotheek met originele collectie boeken van de auteur. Je vind er ook affiches Spaanse stierengevechten en trofeeën van zijn verschillende Afrikaanse safari’s. De boot van Hemingway, de Pilar, waarmee hij ging zeevissen, ligt op het droge bij het zwembad.

Het belangrijkste gebouw aan de Plaza de San Francisco is de Basílica Menor de San Francisco de Asís. Het werd in elf jaar tijd gebouwd, in 1580, als zetel van de franciscaner broeders. In de 18e eeuw werd het deels herbouwd. De driebeukige kerk in de vorm van een Latijns Kruis bezit enkele schilderijen van onbekende Cubaanse schilders uit de 18e eeuw en een houten St.-Franciscus uit diezelfde periode. In de basiliek liggen illustere burgers begraven zoals Gonzáles en José Martín Félix de Arrate. Vanwege de akoestiek is de kerk tegenwoordig ook een concertzaal voor koor- en kamermuziek. Aan de kerk grenst een 42 meter hoge klokkentoren die een mooi uitzicht over de stad biedt. Op de spits stond ooit een beeld van franciscus van Assisi, maar deze werd in 1846 beschadigd door een cycloon. In het klooster ernaast, dat stamt uit 1739, is een museum gevestigd voor religieuze kunst met 18e en 19e eeuwse missalen, een collectie exvoto’s uit kostmare metalen en 16e – 18e eeuwse faience en keramiek.

Plaza Vieja is een plein in Oud Havana, Cuba. Het plein en de omgeving zijn ook een van de zeven consejos populares (afdelingen) van de gemeente Oud Havana. Het heeft een residentiële bevolking van 17.426 inwoners.

Het plein heette oorspronkelijk Plaza Nueva (Nieuwe Plein). Plaza Vieja was de plein waar executies, optochten, stierengevechten en feesten werden gehouden- de rijkste burgers van Havana die vanuit hun balkons konden kijken, waren hier getuige van. De stedenbouwkundige complex van Plaza Vieja wordt vertegenwoordigd door waardevolle koloniale gebouwen van o.a. de vroege twintigste eeuw.

Een van de drukste straten in Oud Havana, de tweede na Obispo. Mercaderes loopt noord-zuid parallel aan en twee blokken in het binnenland van de Avenida del Puerto, waarbij de Plaza de la Catedral met Plaza Vieja wordt gekoppeld. Deze autovrije straat dankt zijn naam (letterlijk ‘Merchants’ Street’) aan de vele winkels waarmee deze straat ooit gevuld was. De straat is volledig gerestaureerd sinds de vroege jaren 1980 en vandaag de dag is deze straat vrijwel vol met boutique winkels, hotels, musea en andere bezienswaardigheden, waaronder Havana’s eerste café, Taberna, die er nog steeds bestaat en is vandaag de dag een levendige bar-restaurant gewijd aan de zanger en bandleider Beny Moré.

Gehuisvest in Casa de Francisco Aguilera Basabe, een gebouw van twee verdiepingen gebouwd in 1728, dit museum exposeert Cubaanse kunst aardewerk uit 1950 tot heden op de bovenste verdieping, terwijl de begane grond een keramiek winkel heeft waar tijdelijke tentoonstelling plaatsvinden. Daarnaast is er een collegezaal en een archeologische gedeelte aanwezig in het gebouw. Het gebouw bestaat eigenlijk uit twee woningen die werden samengevoegd en verbouwd wat resulteert in dit grote herenhuis. De smeedijzeren rails werden in de 19e eeuw toegevoegd.

Een instelling gewijd aan de gezondheidszorg voor zwangere vrouwen en pasgeborenen in de stad Habana Vieja. Sociale werkzaamheden in Cuba worden o.a. benadrukt door de uitvoering van onderwijsprogramma’s, de volksgezondheid en de huisvestingssector. Hogar Materno Infantil Doña Leonor Pérez Cabrera was het eerste ziekenhuis en maakt deel uit van een netwerk van gezondheidsdiensten. Het is het resultaat van een sociaal project.

Het gebouw werd opgericht waar ooit een oude parochiekerk stond. In 1776, het jaar dat de Verenigde Staten werden opgericht, begon men hier het bouwen aan wat oorspronkelijk de woning van de Spaanse Gouverneur Fondesviela was. Het gebouw hield die functie tot in 1898, toen aan het einde van de Spaans-Amerikaanse Oorlog de Spaanse vloot door de Amerikanen werd verslagen en met het Teller Amendement aan de Spaanse invloed in de Caraïbische regio voorgoed een einde kwam.

Tussen 1898 en de Cubaanse onafhankelijkheid in 1902 werd het gebouw de zetel van de Amerikaanse militaire gouverneurs en in 1902 van de eerste Cubaanse regering. In 1920 veranderde het weer van functie en werd het stadhuis van Havana toen de president naar het nieuwe presidentiële paleis verhuisde, het huidige Museo de la Revolución.

Sinds 1967 is het gebouw een museum, het Museo de la Ciudad. Dit museum herbergt een schat aan koloniale voorwerpen, profaan en religieus, waaronder een witmarmeren standbeeld van Christoffel Columbus op de binnenplaats en een verzameling eeuwenoude koetsen. Opmerkelijk is de bestrating voor de hoofdingang van het museum aan de kant van de Plaza de Armas, die volledig is uitgevoerd in blokken tropisch hardhout.

Sinds het begin van de jaren 90 is het plein van Plaza de Armas gevuld met kleurige kraampjes. Onder het monument van Céspedes is de markt voor tweedehands boeken en allerlei periodieken, tijdschriften uit de jaren 40 en 50, kranten uit de tijd van de Revolutie en Cubaanse klassiekers die niet meer verkrijgbaar zijn. Achter het Castillo ligt de kunstnijverheidsmarkt voor toeristen, waar men vindingrijk gemaakte producten van papier-maché en glas verkoopt, naast de traditionele keramiek en houtsnijwerk.

Marmeren standbeeld van Carlos Manuel de Céspedes. Plaza de Armas (“Plein van de wapenen”) is de naam die in veel Latijns-Amerikaanse steden aan het centrale plein wordt gegeven. De pleinen worden ook vaak aangeduid als Plaza Mayor (“Hoofdplein”), hoewel in sommige steden er zowel een Plaza de Armas als een Plaza Mayor aanwezig is. Veel van de door conquistadores veroverde steden werden ontworpen in een standaard blokkenpatroon, geïnspireerd door de vorm van de Romeinse legerkampen. Een van de blokken in het centrum werd niet bebouwd en vormde het Plaza de Armas. Het Plaza de Armas wordt vaak omzoomd door regeringsgebouwen, kerken en andere gebouwen van culturele of politieke betekenis. Het plein ontleent zijn naam aan de functie die het had als toevluchtsoord bij een aanval op de stad; vanaf het plein werden wapens onder de verdedigers verspreid.

Castillo de la Real Fuerza is in eerste instantie gebouwd tussen 1558 en 1577. Het wordt beschouwd als het oudste fort in dit deel van de wereld. Het werd destijds gebouwd om de stad tegen piraten te beschermen, maar opmerkelijk genoeg lag het fort te veel landinwaarts om de piraten tegen te houden. Koning Felipe II van Spanje, die toen hier de scepter zwaaide, gaf al in 1582 de opdracht het te vernietigen. Hij liet meteen een nieuw fort bouwen, dat ontworpen werd door Bartolomé Sánchez. Ditmaal was de bouw wel succesvol, al kleeft er slavenbloed aan. De Spanjaarden gebruikten honderden slaven uit Afrika voor de bouw, die onder erbarmelijke omstandigheden leefden. Nadat de dreiging van de piraten was verdwenen deed het gebouw de eeuwen erna vooral dienst als woning voor Spaanse gouverneurs en militaire bevelhebbers. Een van de kenmerken van het fort e is de uitkijktoren, de Giraldilla. Deze kopie van de Giralda in Sevilla werd in de 18de eeuw gebouwd. In het fort zit tegenwoordig het Artistic Ceramic Museum.

In 1748 begon de bouw van de Catedral de San Cristóbal onder het wakend ook van de paters jezuïeten, maar nadat ze van Cuba verjaagd waren als gevolg van een conflict met de Spaanse Kroon, werd de kerk in 1777 afgebouwd door franciscanen. De kerk kreeg de status van kathedraal toen de oude Parroquial Mayor instortte na een ontploffing van een schip in de nabijgelegen haven. In 1789 werd de San Cristóbal gewijd als de Catedral de la Virgen Maria de la Inmaculada Concepción, en kreeg het pleintje waarop hij stond de naam ‘kathedraalplein’. In 1796 kreeg hij de naam Catedral de San Cristóbal de la Habana toebedeeld omdat er volgens een volksgeloof de relieken van niemand minder dan Christoffel Columbus zouden hebben gelegen. Een plaquette links van de preekstoel bevestigd dit verhaal, maar officiële historische bronnen ontbreken. De architectuur volgt het ontwerp van de traditionele jezuïetenkerken. De Cubaanse-barokke façade vertoont de gebruikelijke grandeur met twee ongelijke klokkentorens en een overvloed aan nissen en zuilen. Er bevinden zich acht kapellen waarvan de Sagradio-kapel uit 1755 de grootste is. Deze staat in het teken van de Madonna van loreto en bevat exvoto’s in de vorm van miniatuurhuizen. Langs het hoofdaltaar staat een enorm houten beeld van St.-Christoffel, dat de Sevillaan Martin de Andújar in 1636 sneed. De benen van het beeld staan niet in verhouding tot de romp omdat het enorme beeld niet door de portaal paste. Hierdoor werden de benen afgezaagd. Op 16 november, de dag van de heilige, wordt een plechtige mis gehouden, waarbij de gelovigen langs het beeld lopen en zijn zegen vragen. De heilige geeft deze alleen op voorwaarde dat binnen de muren van de kerk niet gesproken wordt.

In 2009 werd de beroemde open-air ambachtelijke markt in de buurt van de Plaza de la Catedral in Oud Havana verplaatst naar de voormalige Almacenes de San José op de haven van Havana. Dit warenhuis aan de waterkant is gebouwd in het jaar 1885 en wordt gezien als de oudste opslagplaats van Oud Havana. De sobere en imposante gevel die uitkijkt op de stad verbergt het stalen structuur van het gebouw, waarin het de verstrijken van de tijd heeft doorstaan en is perfect bewaard gebleven. Na een zorgvuldige restauratie van bijna drie jaar, is het enorme bouwwerk nu het Centro Cultural Antiguos Almacenes San José. Opgevat als een cultureel centrum met tentoonstellingen, theatervoorstellingen en recreatieve activiteiten voor kinderen. De belangrijkste activiteit is ongetwijfeld het verkopen van o.a. handwerken.

In het mauseleum liggen de resten van Che Guevara en zestien van zijn collega-strijders die in 1967 tijdens de Bolivia campagne zijn gedood. De gebeente van Che werden pas in 1997 bijgezet, nadat het uit Bolivia werd overgebracht. Daar was hij in 1967 vermoord door Boliviaanse militairen op bevel van de Amerikaanse CIA.

Aan het eind van 1958 vochten de guerrillatroepen van Che Guevara en Camilo Cienfuegos tijdens de Cubaanse Revolutie hier een beslissende slag uit met de manschappen van dictator Fulgencio Batista. De guerrillatroep van Guevara vesloeg eerst het garnizoen in Fomento. Batista had intussen een gepantserde trein (Tren Blindado) met soldaten, voorraden en wapens naar Santa Clara gestuurd om zijn troepen te ondersteunen. Maar de trein werd nabij het station van Santa Clara met een bulldozer tot staan gebracht en de lading wapens kwam in handen van Che en zijn mannen. Op hetzelfde moment versloeg een tweede guerrillatroep onder leiding van Camilo Cienfuegos een legergarnizoen in de Slag bij Yaguajay niet ver van Santa Clara. Op 31 december 1958 vielen de gecombineerde strijdkrachten van Guevara, Cienfuegos, samen met andere revolutionairen onder leiding van William Alexander Morgan, Santa Clara aan. Deze strijd was zeer chaotisch. De verdedigers waren gedemoraliseerd, sommigen vochten en anderen gaven zich over zonder één schot te lossen. Tegen de middag werd de stad veroverd. Deze overwinning van Castro’s troepen, de “Beweging van 27 Juni”(M-27-6), wordt gezien als het beslissende moment in de Cubaanse revolutie, aangezien Batista in minder dan 12 uur later Cuba ontvluchtte.

Het theater werd in 1886-1889 gebouwd als voortvloeisel uit het testament van Tomás Terry Adams, een gewetenloze suikerfabrikant die rijk was geworden van de slavenhandel en het tot burgemeester had geschopt. Grootheden als Enrico Caruso en Sarah Bernhardt traden er aan het begin van de 20e eeuw op. Het theater is door Lino Sánchez Mármol in Italiaanse stijl ontworpen. Het heeft een U-vormige zaal met een groot balkon en een enorm fresco door Camilo Salaya, een Filippijn-Spaanse schilder die aan het eind van de 19e eeuw in Cuba was komen wonen. De gevel aan het Parque Central heeft vijf bogen, één voor elke ingang.

Cienfuegos heeft een rijk verleden en dit is nog altijd te zien aan het historische centrum van de stad. In de koloniale tijd werd de stad ook wel de Parel van het Zuiden genoemd, en dat is natuurlijk niet voor niets. In 2005 werd de stad op de Werelderfgoedlijst van UNESCO gezet en een plaats krijgt hier niet zomaar een plekje. Je kunt er indrukwekkende bouwwerken bewonderen en de stad straalt gewoon geschiedenis uit. De Spanjaarden bouwden er in 1745 voor het eerst een fort, maar pas in 1819 kreeg de stad ook daadwerkelijk een naam. Cienfuegos werd vernoemd naar José Cienfuegos, de gouverneur-generaal van Cuba in die tijd. Cienfuegos werd aangelegd in een zogenaamd schaakbordpatroon, dat ook wel het hippodamische systeem wordt genoemd. Dit wil zeggen dat de rijen woningen loodrecht op elkaar staan. Van de noordzijde naar de zuidzijde van de stad lopen de calles, en van de westzijde naar de oostzijde lopen de avenidas. In de hele stad is een romantische Franse sfeer merkbaar.

Cienfuegos is een universiteitsstad, gebouwd aan een grote, tamelijk vervuilde, baai met slechts een kleine strook strand op de kop van het schiereiland Punta Gorda. De boulevard richting Punta Gorda heet, net als in Havana, de Malecon.Het, gedeeltelijk gerestaureerde, centrum heeft veel statige gebouwen en kleurrijke huizen. De buitenwijken worden echter gekenmerkt door fantasieloze, vervallen, betonbouw. Het Parque José Marti heeft een speciale charme. Op dit plein vindt men het Teatro Tomas Terry, waar in roemrijkere tijden grootheden als Enrico Caruso en Sarah Bernhardt hebben opgetreden. Het originele Palacio de Valle in Punta Gorda is een unicum. Met zijn bombastische mix van Venetiaanse en Moorse motieven doet het aan het Alhambra van Granada denken.

Trinidad werd in 1514 gesticht door Diego Velazquez de Cuellar en ligt ten noorden van de baai van Ancon aan de Cubaanse zuidkust in de provincie Sancti Spíritus. In 1540 werd Francisco Iznaga gekozen tot burgemeester van Bayamo. Hij was een rijke Baskische grootgrondbezitter die met name in het zuiden van Cuba grond bezat. Zijn nakomelingen vochten in de periode van 1820 tot 1900 voor de onafhankelijkheid van Cuba en tegen de annexatie door de Verenigde Staten.

Trinidad is één van de best bewaarde steden in de Caraïben uit de tijd dat de suikerhandel de belangrijkste industrie in de regio was. Tegenwoordig is de tabaksteelt en de tabaksverwerking de voornaamste handel in Trinidad. De oudere delen van stad worden goed onderhouden vanwege het groeiend aantal toeristen dat Trinidad bezoekt. Enkele andere delen van de stad raken daarentegen meer in verval, vooral in het centrum van Trinidad.

De stad ademt nog de koloniale sfeer doordat in de oude stad nog veel van de Spaanse architecteur uit de 16e eeuw is te vinden. Het historische Trinidad is beroemd om zijn keistraten, pastel gekleurde huizen, mooie paleizen en pleinen.

Bezienswaardigheden van het oude Trinidad zijn de kerk van Sint Franciscus, Plaza Mayor, Palacio Cantero en Palacio Brunet. Je kunt de stad in slechts een paar uur lopend bezichtigen. De stad ligt dichtbij zowel de bergen van Escambray als de Caraïbische kust. Er zijn in Trinidad meerdere casas de musica van wereldklasse, en elke nacht is naast de kerk op de Plaza Mayor één van Cuba’s drukste dansvloeren. Er zijn ook uitstekende disco’s. Een daarvan is gevestigd in de ruïnes van een kerk en een ander in een reusachtig grot dat in oorlogstijd werd gebruikt als ziekenhuis.

Twintig kilometer verwijderd van Trinidad ligt Topes de Collantes, een van de eerste eco-toerismecentrum van Cuba. Een andere attractie is de Baai Casilda, die zowel snorkelaars als duikers aantrekt. Een nabijgelegen eiland heeft nog ongerepte stranden. Het Strand van Ancon is een witte zandstrand welke één van de eerste nieuwe resorts in Cuba is die na de revolutie van 1959 zich heeft ontwikkeld. Langs het schiereiland van Ancon liggen drie hotels, namelijk Hotel Costa Sur, Hotel Ancon en Brisas Trinidad del Mar.

De museum ligt in het historische centrum van Trinidad (Plaza Mayor) en is gelegen in een van de meest spectaculaire koloniale paleizen van de stad. Het paleis was ooit het huis van de familie Sanchez Iznaga en werd gebouwd in 1738. Het Museum van de koloniale architectuur is gewijd aan de beroemde architectuur van de koloniale Trinidad.

Het Museo Historico Municipal in Trinidad is gevestigd in het prachtige neoklassieke Palacio Cantero. Gebouwd in de vroege jaren 1800, het herenhuis heeft Italiaanse marmeren vloeren en grote open kamers. Het museum onderzoekt de geschiedenis van Trinidad en de omliggende gebieden. Getoond worden o.a. documenten en tentoonstellingen van o.a. de industrie van de slavenhandel en de oorlogen van de onafhankelijkheid. Na het bekijken van de exposities, kunt u de steile wenteltrap van de toren op voor een panoramisch uitzicht over de stad en de Caribische Zee. Het is bijzonder mooi bij zonsondergang.

De Palacio Brunet herbergt het Museo Romantico, en biedt een kijkje in de wereld van de rijke suiker baron, Conde de Brunet. Gebouwd in het begin van de 19e eeuw werd deze aantrekkelijke koloniaal landhuis in handen van Brunet, 1830-1860, aangeduid als de romantiek tijdperk. Collectie van het museum bestaat uit artikelen uit verschillende vermogende Trinidad families, maar vooral de bezittingen van de Brunet’s. Onder de vertoonde objecten zijn prachtige glazen en porselein stukken te zien, evenals kunstwerken en antieke meubelen uit die periode.

Dit is de grootste kerk in Cuba en herbergt een veel aanbeden standbeeld bekend als Christus van het Ware Kruis of Senor de la Vera Cruz. Dit 18e-eeuwse houten beeld was op weg naar een kerk in Vera Cruz in Mexico vanaf zijn plaats van herkomst in Spanje, maar door de sterke wind landde het schip in Casilda, een plaats die op korte afstand van Trinidad ligt. De kapitein besloot toen om het standbeeld daar achter te laten toen hij zijn schip verliet. De Senor de la Vera Cruz werd hier gebracht, waar het nog steeds de kerk van vandaag siert. Interieur hoogtepunten van de kerk zijn de gewelfde plafonds en een reeks van indrukwekkende altaren gesneden uit ceder en mahonie. Iglesia Parroquial de la Santisima is ook bekend om zijn goede akoestiek.

De Iglesia y Convento de San Francisco met zijn mooie gele en groene klokkentoren beweert een bewogen geschiedenis. In 1813 gebouwd door de Franciscanen, werd dit voormalige klooster overgenomen en omgevormd tot een parochiekerk in het midden van de jaren 1800 en later werd het een gevangenis. Slechts een deel van de buitenste gebouwen en de klokkentoren zijn nog goed bewaard gebleven. Vandaag de dag, herbergt dit pittoreske gebouw het Museo Nacional de Lucha Contra Bandidos (Nationaal Museum van de Strijd tegen Bandits). Het is aangeraden aan fans van de revolutionaire geschiedenis van Cuba om enige tijd te besteden om de intrigerende exposities hier te verkennen. Te zien zijn foto’s, documenten en apparatuur in verband met de teller van de revolutionaire krachten van de ‘bandieten’ van 1959 en de problemen en gevechten die daarop volgde. Hierna kunt u boven op de klokkentoren gaan, voor een prachtig uitzicht over de stad.

De Casa de Aldeman Ortiz is een koloniaal herenhuis uit 1809 dat oorspronkelijk werd gebouwd voor Ortiz de Zuniga, een slavenhandelaar en burgemeester van Trinidad. Het gebouw herbergt nu het Galeria de Arte, die een kunstacademie bevat en biedt schilderijen te koop aan het publiek. Hedendaagse Cubaanse kunst domineert de collectie. Evenals het bekijken van een aantal van deze levendige stukken, een bezoek hier is een goed excuus om de binnenkant van de Casa de Aldeman zien. Let op de fresco’s en versierde plafonds, evenals de grote trap.

Ten oosten van Trinidad, op de weg naar Sancti Spiritus, ligt het weelderige Valle de los Ingenios met prachtige landschappen van groene suikerriet velden, palmbomen en bergen. Vermeld als een UNESCO World Heritage Site, de vallei, ook wel bekend als Valle de San Luis, bevat overblijfselen en monumenten uit de 19e eeuw, toen o.a. suikerriet hier verbouwd werd.