Algemeen belang v. terrorsime
De rijksoverheid werkt, sinds het dreigingsniveau terrorisme in maart 2013 werd verhoogd, intensief aan de versterking van de aanpak van radicalisering en terrorismebestrijding in Nederland. Om de dreiging die de Jihadisme voor de nationale veiligheid vormt het hoofd te bieden, hebben de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de ministers) op 29 augustus 2014 het ‘Actieprogramma integrale aanpak jihadisme’ (hierna: het Actieprogramma) vastgesteld, die een combinatie van repressieve en preventieve maatregelen bevatten om het Jihadisme te kunnen reduceren. Een aantal van de in het Actieprogramma aangekondigde maatregelen vergt wetgeving.
De ‘Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding’ (hierna: Twbmt) die op 17 mei 2016 door de Tweede Kamer aangenomen is, is een voortvloeisel uit het Actieprogramma en bevat regels voor het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die het voornemen hebben om zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen.
Om terrorisme beter te bestrijden, willen de ministers dat instanties zoals o.a. de AIVD, Openbaar Ministerie en de politie meer informatie gaan uitwisselen. Op basis van deze informatie wordt bij personen het risico ingeschat dat zij vormen voor de nationale veiligheid. In dat kader worden personen, waarvan bekend is dat die in Nederland zijn teruggekeerd uit een jihadistisch strijdgebied, bij terugkomst voor verhoor staande gehouden. Waar mogelijk en opportuun gaat het Openbaar Ministerie over tot strafvervolging. Als er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor vervolging, dan volgt er een lokale aanpak onder regie van de desbetreffende gemeente.
Op grond van artikel 2 eerste lid van de Twbmt is de bevoegdheid aan de ministers toegedeeld om, indien zij het noodzakelijk achten met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid, een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan, een gebiedsverbod op te leggen.
Het kan hierbij gaan om een gebiedsverbod op een specifieke plaats, een bepaalde wijk, gemeente of regio. Alvorens een besluit te nemen omtrent het opleggen van een gebiedsverbod overleggen de ministers met de burgemeester van de desbetreffende gemeente waar degene, tot wie het voorgenomen besluit zich richt, zijn/haar woon- of verblijfplaats heeft.
Op 28 april 2015, nog voordat de Twbmt was aangenomen door de Tweede kamer, heeft het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) het kabinet verzocht dit wetsvoorstel te heroverwegen omdat dit wetsvoorstel nieuwe mogelijkheden zou creëren tot het nemen van maatregelen die onder meer inbreuk zou maken op mensenrechten zoals het recht op bewegingsvrijheid.
Dit advies van het College is voor mij de aanleiding om te onderzoeken of beperkingen van het recht op bewegingsvrijheid kunnen worden gerechtvaardigd vanuit het algemeen belang om de openbare orde of de nationale veiligheid te waarborgen, aangezien vrijheidsbeperkende maatregelen te allen tijde verantwoord ingezet dienen te worden.
Het volledig onderzoek kunt u hier teruglezen.